VVZA-erelid Jaap van Ringen: ‘Ik ben niet de man van het podium’
Op maandag 22 mei bestond Voetbalvereniging Zeehelden Amersfoort (VVZA) 75 jaar, en dat werd uitgebreid gevierd met allerlei activiteiten. Op Sportpark Emiclaer, de thuisbasis van de Amersfoortse amateurvereniging, spreekt KeiNieuws met VVZA-erelid Jaap van Ringen (77) over zijn decennialange betrokkenheid bij de voetbalclub.
‘Op vijfjarige leeftijd ben ik met mijn ouders uit mijn geboortestad Groningen naar Amersfoort verhuisd. Amersfoort was in die tijd een grote garnizoensstad, en mijn vader werd als militair overgeplaatst naar Amersfoort. Omdat er toen geen normale woning beschikbaar was, kwamen wij te wonen in één van de gebouwen op de Juliana van Stolbergkazerne. Daar kwam mijn vader in aanraking met een kazernemedewerker, die lid was van VVZA en hem vroeg trainer te worden van de club. Zodoende is hij vijf jaar na de oprichting in 1953 bij de club terechtgekomen. Hij is dus begonnen als trainer, later is hij secretaris geworden en uiteindelijk heeft hij vijftien jaar het voorzitterschap vervuld. Ik kan mij nog wel herinneren dat ik toen, omdat mijn vader als trainer begon, al als jochie met hem meeging kijken naar de trainingen. Dat stelde in die tijd natuurlijk helemaal niks voor, dat was een enorm knollenveld. Je had in die tijd nog helemaal geen ballenvangers, zoals ze tegenwoordig hebben. Alles wat naast of over dat goal geschoten werd, ging de parkeerplaats op of de wei in. Als jochie ging ik achter die ballen aan, dan mocht ik die ballen terugschoppen. Dat is mijn eerste contact geweest met VVZA, maar toen voetbalde ik nog niet bij de club.’
Rechtsback
‘Ik ben op jonge leeftijd begonnen, maar dat was bij de Amersfoortse voetbalclub Quick. Als jochie van tien of elf jaar heb ik dat een aantal jaren gedaan, toen ben ik gestopt vanwege problemen met mijn rug. Toen ik vijftien of zestien jaar werd ben ik weer gaan voetballen, en toen uiteraard bij VVZA. Ik was rechtsback, daar heb ik altijd gespeeld. Dat is er gewoon een beetje ingegroeid, denk ik. Verdedigen, want ik was niet zo technisch. Meer een baltegenhouder in plaats van een vloeiende aanval opzetten, dat lag mij niet zo.’
Ledenadministratie
‘Nadat ik een paar jaar in het eerste elftal gevoetbald had, mijn vader was toen nog voorzitter, ben ik in het bestuur gekomen. Ik heb de ledenadministratie opgezet, die nu nog steeds van toepassing is. De club was nog niet zo groot, het was een kleine vereniging. Het was in die tijd nog gebruikelijk dat de penningmeester gewoon langs de deur ging, en de contributie ging ophalen met een envelopje. Bank- en girorekeningen bestonden wel, maar dat was allemaal nog niet gebruikelijk. Ik heb toen gezegd: “Ik ga de ledenadministratie en contributie-inning opzetten. Ik ga niet langs de deuren, dat gaan we op een andere manier doen.” Gewoon met acceptgirokaarten en dat is inmiddels ook alweer voorbij, maar dat was toen natuurlijk helemaal in. Daar zijn we mee begonnen, en dat was in het begin best wel een beetje moeilijk. Er waren een hele hoop mensen die nog helemaal geen bank- of girorekening hadden, want in die tijd werden lonen van bijvoorbeeld bouwvakkers nog handje contantje in een loonzakje uitbetaald. Maar uiteindelijk heb ik het toch doorgedouwd, het is de start geweest van iets wat nu normaal is en de club zou nu niet meer zonder kunnen.’
Op de achtergrond
‘Buiten het opzetten van de ledenadministratie en het uitvoeren van de contributie-inning heb ik van alles en nog wat gedaan. Ik heb vijftien jaar de administratie van de kantine gedaan, daar ging ook veel tijd in zitten. Geld tellen, naar de bank brengen, verantwoording over de omzet geven aan de penningmeester en noem maar op. Ze hebben mij vaak benaderd om voorzitter te worden, maar ik ben niet de man van het podium. Ik ben meer iemand die dingen op de achtergrond wil doen, dat ligt mij het beste. Niet op de voorgrond, dus dan maar secretaris. Dan ben je de hulp van de voorzitter, en dat ben ik een flink aantal jaren onder verschillende voorzitters geweest. Ik had een eigen bedrijf dat zo goed ging, dat ik vroeg gestopt ben met werken. En dat gaf natuurlijk de gelegenheid om heel veel op de club te zijn. Op een gegeven moment was ik er bijna dag en nacht, en dan pak je alles aan. Alles wat je dan ziet en waarvan je denkt: “Hé, dat kan ik oplossen of dat kan ik doen”, dat doe je dan.’
Clubliefde
‘Clubliefde, zo kan je het in één woord noemen. Mijn vader was plat gezegd “gek met de club”, hij deed er alles voor en hij heeft er zo verschrikkelijk veel tijd in gestoken. Toen heeft hij mij erbij gevraagd, en dat is er gewoon een beetje ingeslopen. Het moet natuurlijk ook klikken met de mensen om je heen, je krijgt vrienden en kennissen. Ik heb nog jaren in een lager elftal gevoetbald, en dan krijg je op een gegeven moment gewoon een hele sterke band met zo’n voetbalvereniging. Ik ben er niet meer iedere dag zoals vroeger, maar ik ben nog steeds heel erg betrokken. VVZA blijft mijn club, altijd.’
Bron: Joost Berendsen
